Voorwerpen trekken elkaar aan dit heet zwaartekracht elk voorwerp heeft zijn eigen zwaartekracht, hoe groter het object hoe groter de zwaartekracht is van dit object.

Deze kracht is op het niveau van atomen heel klein vergeleken met de andere krachten, de zwaartekracht waar we het meest van merken is die van de aarde. Een planeet heeft zo een grote zwaartekracht dat we ernaartoe vallen.

. De zwaartekracht, die verantwoordelijk is voor het vallen van bijvoorbeeld een appel, zorgt er eveneens voor dat de maan of een satelliet in een baan om de aarde blijft, dat de aarde zelf in een baan om de zon blijft draaien, en dat de zon op zijn beurt samen met alle andere sterren van de Melkweg om een zeker middelpunt heen blijft draaien. Bovendien veroorzaakt de zwaartekracht de getijdenvelden rond het massamiddelpunt van een hemellichaam. De getijdenvelden van de Zon en de Maan zijn op de Aarde bijvoorbeeld verantwoordelijk voor een verschijnsel als springtij.

Om de zwaartekracht van een object te kunnen berekenen moet je de formule van newton gebruiken F=G. (m1.m2: r2) 

Bij deze formule betekenen de letters

·       F de zwaartekracht tussen twee voorwerpen (in newton)

·       m1 de massa van het eerste voorwerp (in kg)

·       m2 de massa van het tweede voorwerp (in kg)

·       r de afstand tussen de zwaartepunten van die voorwerpen (in m)

·       G de gravitatieconstante = (6,67428 ± 0,00067) × 10-11 Nm2 kg-2.